In zijn tweemaandelijkse column voor ROmagazine bespreekt Gerwin Gabry, programmadirecteur Omgevingswet bij KuiperCompagnons, actuele toepassingen van de nieuwe wetgeving.
Eeuwenlang hebben we gedacht dat dieren geen gevoel en verstand hebben, en geen werktuigen en taal gebruiken. Dat is gebaseerd op drijfzand, zo blijkt inmiddels uit vele onderzoeken. Volgens bekend filosoof Yuval Harari is het enige waarin de mens zich onderscheidt van het dier, het vermogen een “imaginair construct” op te tuigen. Dat was nodig omdat groepen homo sapiens te groot werden om te organiseren. Daarvoor waren verhalen nodig, die gezamenlijkheid creëerden en die mensen zo ver kregen voor een koning of farao te vechten. Dat soort constructen, vaak verpakt in oneliners of gezegdes, kennen we nog steeds; van pindaverkoper tot president, ledigheid is des duivels oorkussen, enzovoorts.
In visievorming maken we volop gebruik van dit soort gedeelde waarden. We inventariseren de bestaande en gewenste kernkwaliteiten en identiteiten voor de gemeente als geheel en per deelgebied. Juist omdat de identiteit van een dorp, stad of regio relatief onveranderlijk is, biedt deze een solide fundament voor de omgevingsvisie en daarna voor het omgevingsplan. Ook kunnen we zo containerbegrippen zoals duurzaamheid “laden” met lokaal DNA.
Zo bleek in Staphorst rentmeesterschap niet aan te sluiten bij de politieke werkelijkheid, terwijl “van het gas af” wel paste bij hun historie als relatief autarkische gemeenschap. Ashok Bhalotra heeft in Kattenbroek laten zien dat het laten ontstaan van nieuwe identiteiten mensen wortelt in hun plek. Ik heb nog nooit tijdens een excursie meegemaakt dat bewoners naar je toe komen om te vertellen dat ze al dertig jaar met veel plezier ergens wonen, maar precies dat gebeurde twee weken geleden in Amersfoort.
Een verhaal dat mensen bindt aan een plek
Ik vind het reuze interessant wat de genius loci en karaktertrekken van plekken en hun bewoners zijn. Maar identiteit heeft ook navrante trekjes. Het kan er namelijk toe te leiden dat mensen zich dan beter gaan voelen dan anderen. Het valt mij op dat er vrolijk gewinkeld wordt in identiteiten. Sommige politieke partijen die erg hangen aan het typisch Nederlandse karakter, bagatelliseren het klimaatprobleem, terwijl dat het schaatsen – Nederlandser krijg je het niet – schier onmogelijk maakt. Ook zaken waar Nederlanders zich op voorstonden – tolerant, beste jongetje van de klas willen zijn, open handelsnatie – worden soms niet meer als onderdeel van het verhaal van Nederland gezien.
Bij visievorming gaat het in eerste plaats over de toekomstige inrichting van de fysieke leefomgeving, maar ‘a city is a community, not a commodity’. Dus de hoofdvraag is: wat voor een samenleving wil je in 2050 hebben, of eigenlijk meer, zijn? Het gesprek daarover kan niet anders dan gaan over bestaande en gewenste identiteiten, kernwaarden en kernkwaliteiten. Dat gesprek is niet gemakkelijk, maar het beest in de bek kijken, is beter dan doen alsof visievorming niet politiek is. Laten we identiteiten gebruiken als een middel om een verhaal te vertellen dat bewoners van een plek begrijpen en zelfs een beetje trots aanwakkert, zonder dat het mensen vervreemdt van anderen.