Inschrijven voor nieuwsbrief
Verstedelijking

Immigratie: olifant in de kamer

Auteur Agnes Franzen

10 november 2022 om 17:07, Leestijd ca. 5 minuten

De ambitie van minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Hugo de Jonge is het toevoegen 900.000 nieuwe woningen tot 2030. In de door ABF in september uitgebrachte Primos-prognose staat dat Nederland dit jaar een tekort van 315.000 woningen heeft; 3,9 procent op de huidige woningvoorraad. Als we dit terug brengen naar een normaal tekort van 2 procent zouden we razendsnel 150.000 woningen moeten bouwen.

Vanwege het inlopen van het tekort, huishoudensgroei en het vervangen van woningen zijn de komende 15 jaar nog 1,2 miljoen woningen nodig, waarvan 44,3 procent in de Randstad. Het debat hierover gaat vooral over binnen- en buitenstedelijke locaties, bereikbaarheid, woonwensen, stikstof en recent de impact van de zeespiegelstijging als gevolg van de klimaatveranderingen. Verder horen we, buiten de toestroom en opvang van asielzoekers, nog weinig over hoe we moeten om gaan met de verwachte bevolkingsgroei. Terwijl Nederland nu al het dichtstbevolkte land van Europa is.

Waar tien jaar geleden nog de verwachting was dat Nederland in 2040 bijna 18 miljoen inwoners zou hebben, staat de teller nu al op 17,6 miljoen. Als we het huidige groeitempo vasthouden zitten we in 2040 op 22 miljoen inwoners. De natuurlijke aanwas steeg tot 2015 nog uit boven de immigratiecijfers. Sinds die tijd is er een forse stijging in het migratiesaldo (immigranten min emigratie). De natuurlijke aanwas is afgenomen van 25.000 in 2015 tot 8.500 in 2021. Tegelijkertijd ging het migratiesaldo in dezelfde periode omhoog van 55.000 in 2015 naar ruim 107.000. Volgens het rapport Staat van Migratie voor 2022 (Ministerie van Justitie en Veiligheid) komt de afgelopen tien jaar gemiddeld de grootste bijdrage aan de migratie vanuit de EU (57 procent), gevolgd door migratie van buiten de EU (32 procent) en ‘slechts’ 12 procent uit asielverzoeken.

Het zal niemand zijn ontgaan dat dit jaar de migrantencijfers fors hoger liggen dan voorgaande jaren. De afgelopen negen maanden gaat het om 191.000 migranten. Twee keer zoveel als vorig jaar. Niet verrassend is dat vanwege de oorlog in hun moederland ruim 97.000 vluchtelingen uit de Oekraïne komen. Verder zien we al langer een groei van het aantal vrij reizende (tijdelijke) EU arbeidsmigranten vooral uit Polen en andere Oost-Europese landen. Van buiten de EU zien we een groei vanuit de VS en India; migranten die vaak langer blijven. Op basis van registergegevens zien we dat de meeste arbeidsmigranten (60 procent) Nederland na 5 jaar weer hebben verlaten. Baanperspectief is hierbij een belangrijke factor. Migranten met middeninkomens blijven het langst. Migranten met een hoger loon vertrekken als ze elders beter kunnen verdienen. En bij de lagere inkomens wordt vertrek vaak bepaald door lagere dan verwachtte lonen.

Kijken we naar de asielzoekers dan maakt het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) een onderscheid tussen het wel of niet erkend worden als vluchteling. Een vluchteling wordt statushouder zodra er een (tijdelijke) verblijfsvergunning wordt verleend. Nieuwkomers zijn mensen die langer in Nederland willen verblijven. Naast vluchtelingen en statushouders moet hierbij gedacht worden aan gezinshereniging, studie of werk. Vorig jaar zagen we 25.000 asielverzoeken plus ruim 10.000 nareizigers. Voor dit en volgend jaar verwacht het ministerie van Justitie en Veiligheid richting de 50.000 aanvragen. Het hoogste aantal sinds 2015 waarin het 43.000 aanvragen en 14.000 nareizigers betrof. Dat jaar is een grote groep Syriërs (55 procent) gevlucht vanwege de burgeroorlog in hun moederland. Deze groep vluchtelingen woont nu grotendeels in Nederland. Het relatief hoge aantal Syriërs heeft zich vanwege de voortdurende oorlog de afgelopen jaren uitgebreid mede door een grote groep nareizigers. Dit jaar zijn er tot nu toe al 12.000 verzoeken.

Het is niet eenvoudig vat te krijgen op al deze cijfers, maar ze geven op hoofdlijn een goede indicatie voor de woningvraag. Wat ze ons onder andere laten zien is dat het belangrijk is een onderscheid te maken tussen tijdelijke en duurzame huisvesting. Zo zien we binnen de totale omvang aan migranten naast in- ook uitstroom onder meer door tijdelijk verblijf. Hetzelfde geld voor de nog niet benoemde groep studenten. Ook hier is sprake van groei de afgelopen jaren. Zo kwamen in studiejaar ’21-’22 115.000 eerstejaars studenten uit het buitenland. Naast HBO studenten vooral in de universitaire masterstudies. Met stip op 1 staan de bacheloropleidingen. In aantallen gaat het afgerond om 35.000 HBO’ers, 47.000 bachelors en 33.000 masterstudenten.

Naast buitenlandse studenten (woningtekort vorig jaar 26.500) gaat het bij tijdelijke huisvesting ook om de groep asielzoekers tot duidelijk is of ze statushouder worden. Dit kan met een tijdelijke verblijfsvergunning kortstondig zijn. De Oekraïense groep vluchtelingen heeft een tijdelijke beschermde status tot voorjaar 2023, die met drie jaar verlengd kan worden. En zoals aangegeven zien we ook bij arbeidsmigranten als grootste groep hoge cijfers in kortstondig verblijf. Voor deze tijdelijke inwoners kan op andere huisvesting worden ingezet dan voor migranten die langdurig in Nederland blijven. Zowel wat betreft tijdelijke (flex-) woningen als voor locaties, die zoals we nu zien met de spreidingswet gemeenten kan verplichten asielzoekers op te vangen om zo te komen tot een eerlijke verdeling in ons land.

Maar hoe ziet de huisvestingsopgave er in een groter plaatje uit? Afgelopen weken is in het kabinet vooral bij CDA en de VVD (opnieuw) een debat opgang gekomen over het beperken van de stroom asielzoekers op korte termijn. Laat dit een begin zijn van een groter humaan debat over de structurele problemen, een langere termijnvisie op de totale bevolkingsgroei en de hiermee samenhangende omvang en aard van de woningbouwopgave. Naast oorlogsvluchtelingen zou het moeten gaan over verwachtte klimaatvluchtelingen, aantal en type arbeidsmigranten (tekort en slechte huisvesting, werkzaam bij ruimtevreters glastuinbouw en distributiecentra) en aantallen en aard van de internationale studenten (tekort huisvesting en docenten, kwaliteit onderwijs).

Een debat dat vraagt om een duurzaam sociaaleconomisch perspectief. Hoe kan onze economie, gegeven diverse onzekerheden, er in 2040 uitzien? Met bijbehorend de vraag: hoe kunnen en willen we, gegeven de vergrijzing en de lage natuurlijke bevolkingsaanwas in Nederland en Europa sturen op aantal en type migranten. Geen eenvoudige opgave in een ongewisse tijd met een gepolariseerde politieke omgeving.

Gerelateerde Artikelen